Zoeken in deze blog

woensdag 25 september 2019

Onze Billy Is Geen Geboren Crimineel, Clarice.





Als iets mij door de jaren heen gekenmerkt heeft dan is dat wel dat ik weinig dingen echt vreemd of abnormaal heb gevonden. Niet dat ik extreem tolerant ben of overal aan mee doe. Eigenlijk niet.

1982: ik was net begonnen aan mijn derde jaar HBO-V. Mijn eerste grote stage. In een forensisch psychiatrische kliniek. Ik geef het toe, het zei mij m'n eerste werkdag ook nog niet zoveel. 

Binnen de Forensische psychiatrie worden patiënten behandeld die psychische of psychiatrische problemen hebben én daarnaast een strafbaar feit hebben gepleegd. Het is de rechter die met artikel 15.5 in de hand bepaalt dat deze gedetineerden een behandeling moeten volgen. Ter beschikking gesteld dienen te worden. 

Oh boy, er zat van alles bij. Een landloper, mannen die geweldsdelicten hadden gepleegd, dealers, een moordenaar. En daar zat ik als broekie tussen. Mezelf voorwendend dat het allemaal normaal was. Dat was het allerminst. 

Het waren stuk voor stuk zware jongens. Gedetineerden, criminelen, sociopaten. In de omgang met elkaar was het echter net een jongensclub, een bende. Er was een leider, een hulpje, een groot aantal soldaten, een dealer, een geliefde. En het liep totaal uit de hand. 

Sommige patiënten hadden privileges opgebouwd. Zo had Toon de voormalige separeer ruimte in mogen inrichten als zijn persoonlijk verblijf. Niet echt met toestemming. Het werd gedoogd. Het was hun hangplek. Ze brachten er een groot deel van de dag door. 'Chillen' heet dat tegenwoordig. Ze praatten over van alles en nog wat. Sterke verhalen, elkaar opjutten... en af en toe een joint.

Het was onnozel te verwachten dat dit laatste onopgemerkt bleef. Maar goed, ze zaten er niet voor niets. Actie van het behandelteam kon niet uitblijven. Eerst waren het woorden, vriendelijk doch dwingende gesprekken. Wat volgde was een kortdurende escalatie. De mannen zetten het honk totaal op z'n kop. Het bed stond verticaal tegen de muur, stoelen waren uiteen gereten, koffie, melk en yoghurt dropen van de muur, het stonk er naar urine en ontlasting. 

Er werd grondig ingegrepen. Voorrechten kwamen te vervallen, het regime werd strakker. De dreigende sfeer bleef. 

De groep had een sociale structuur waarin iedereen gewenst of ongewenst een sociale positie en rol aannam. Rick stond buiten die groepscultuur. Hij was de eenzame wolf. Een die echter niet tevreden was met een plaats in de marge. Ondanks dat de groep uit criminelen van verschillende statuur en twijfelachtige allooi bestond, daagde Rick ze uit. Een voor een. Nooit subtiel, wel altijd tot aan het randje. Rick was onvoorspelbaar. Daarom gevaarlijk. De anderen voelden dat... 

Rick eiste steeds weer de aandacht op. Zag zijn armen met zelf aangebrachte oude en nieuwe littekens als trofeeën. Die je tentoon stelde. Hij kon niet echt overtuigen. 

Met momenten kon Rick ook empathisch overkomen. Je het gevoel geven dat hij oprecht in je geïnteresseerd was. Dat was ie niet! Hij zocht naar een openstaande deur. Een weg waarlangs hij naar binnen kon sluipen om je dan naar de nek te grijpen. Een Hannibal Lecter.

Ik herinner mij vaag een therapeutische groepssessie. En hoewel dit soort bijeenkomsten met de beste bedoelingen in de wereld plaats vonden, hadden de mannen er niets mee. Maar de koffie en de pakken melk waren gratis, dus.... 

We zaten in een cirkel. Rick zat schuin tegenover mij. Op zes meter afstand. Terwijl het gesprek over koetjes en kalfjes ging, bleef mijn blik even op hem rusten. Dit was genoeg om hem in razernij te doen ontsteken. Voordat ik het wist vloog een mok in mijn richting. Sloeg op een meter afstand tegen de grond. Verontwaardiging van zijn kant. Het had iets theatraals. Zo is het mij bijgebleven. 

Ruim een jaar later deed ik vakantiewerk op een andere afdeling in de instelling. De naam van Rick kwam ter sprake. Hij zat inmiddels elders in het land opgeborgen. Tijdens een wandeling met een vrouwelijk teamlid over het terrein had hij haar letterlijk naar de keel gegrepen. Men heeft hem van haar af moeten trekken. 

Die ervaringen in de forensische psychiatrie zijn inmiddels vierendertig jaar oud (2015). Maar ondanks dat. Ik zou de afdelingsplattegrond nog steeds zo uit kunnen tekenen. Zie de mannen nog steeds voor me. En kan de meeste voornamen zo oproepen. Het lijkt of het mij meer gedaan heeft dan destijds aan de oppervlakte kwam.

dinsdag 27 maart 2018

Unchained Melody

22 september 1956. 
De zon schijnt. Het is een hele mooie dag. De Zeelsterstraat ligt er gehavend bij. Ze wordt opnieuw beklinkerd. In de speeltuin klinkt geschater en geschreeuw van kinderen. Maar voor de rest is het stil op straat. De meeste mensen zitten nog binnen aan tafel te eten. Meneer Kortooms staat achter zijn huis zijn bromfiets te poetsen. Een paar huizen verder hangt een vrouw de was op in de achtertuin. En in de kapperszaak lachen de klanten om de grappen van de kapper.
Rond half twee vliegt een formatie van drie Lockheed T-33’s over het Beatrix kanaal. De groep is eerder opgestegen vanaf vliegbasis Volkel. Het is een verkenningsvlucht. Het toestel met serial M-3 verlaat de formatie en nadert met de wind mee het stadsdeel Strijp. Er is geen radiocontact met de basis. De kist verliest motorvermogen, maakt een vreemd geluid. 
De kinderen in de speeltuin stoppen met spelen. Ze kijken omhoog. Ze zien dat het toestel laag met schommelende vleugels langs de kerk vliegt. Even verdwijnt de vliegmachine achter de toren. Raakt dan een schoorsteen. Een van de brandstof tanks raakt los, explodeert fracties van een seconde later op de grond. Ergens klinkt een vrouwenstem: Er valt een vliegtuig.
Het toestel vat vlam. Draait in de lucht op z'n zij. Raakt ter hoogte van de Zeelsterstraat en de Bergen op Zoomstraat de grond. Het huis aan de rechterzijde van de SPAR-winkel wordt het eerst geraakt. Zich 250 meter voortploegend door de grond explodeert het toestel tenslotte op een open, kale plek. De vuurbal is in de omgeving goed zichtbaar. Witgloeiende wrakstukken vliegen rond door de achtertuintjes en over de straten. Brandende kerosine wordt over huizen, schuurtjes en tuinen uitgestrooid.
De straalmotor dringt ter hoogte van de eerste etage een huis binnen en vernielt de complete aanbouw. Blijft half liggen op een stalen bed. De hitte is zo groot dat de verf van het huis aan de overkant van de crash site afbladdert, verschroeit. Meneer Kortooms wordt weggezogen en later gevonden.  Liggend onder een golfplaat. Dood.
De enorme klap is overal goed voelbaar en hoorbaar geweest. Bij drogisterij Jansen ligt alles uit de schappen op de grond. De verwarring is groot. Mensen ontvluchten hun huizen. Niet begrijpend wat er gebeurd is en danig van streek door het enorme lawaai. Voor de kapperszaak staan de klanten hevig te gebaren. Het gezicht van een van hen is bedekt onder het scheerschuim.
Na de eerste schrik komen de bewoners in beweging. Een man maakte zich los van een groepje en stevent op zijn ouderlijk huis af. Een andere man in pyama rent voorbij. Een motor met zijspan stopt terwijl de bereider om zich heen kijkt. Op zoek naar zijn kinderen. Meerdere mensen ontfermen zich over een meisje dat aan één kant van haar lichaam en gezicht ernstig verbrand is. Enkele huizen verderop steekt een stuk van een vleugel uit de nok van een dak. Donkere rook stijgt ten hemel. Overal ruik je de geur van kerosine.
De brandweerwagens en ambulances van de nabij gelegen militaire luchtbasis naderen de onheilsplek met loeiende sirenes. De opengebroken straat maakt het moeilijk om bij de brandhaarden te komen. Verderop in de Bergen op Zoomstraat hebben de bewoners geprobeerd hun huisraad in veiligheid te brengen. De straat staat vol, stapvoets manoeuvreert de brandweer er omheen.
De piloot wordt aangetroffen achter de bakkerij. Zonder levensteken. Hij heeft de schietstoel niet kunnen gebruiken. Toegestroomde wijkbewoners vergapen zich. De luchtmachtbewaking roept hen op afstand te houden. Het is nog steeds gevaarlijk. De explosieven in de schietstoel zijn nog niet onschadelijk gemaakt. Er duiken geruchten op dat er 21 doden te betreuren zijn. Later blijkt dat 'enkel' de piloot en meneer Kortooms het er niet levend afgebracht hebben. Achttien mensen zijn gewond geraakt, 9 in het ziekenhuis opgenomen. En dan de materiële schade. Zeven huizen zijn totaal verwoest en acht zwaar beschadigd. 
Het lichaam van de sergeant-vlieger wordt op een brancard naar een militaire ambulance gedragen. De wagen ingeschoven. Er klinkt een schreeuw. Een jonge vrouw dringt zich tussen de omstanders door naar voren. Loopt op de ambulance af. Smeekt haar man te mogen zien. Ze wordt tegengehouden. Totaal ontredderd probeert ze de bewakers van zich af te duwen. Ze huilt, verbergt haar gezicht in een handdoek.
Ze woont hier vlakbij. Honderd meter verderop in de straat. Hij zou even op geringe hoogte overvliegen,  had hij gezegd. En nu... ze waren nog niet zo lang geleden getrouwd. Hij woonde bij haar thuis in. 
Ze hadden een moeilijke tijd achter de rug. Hij had de luchtmacht vaarwel gezegd. Zijn tijd zat erop en hij wilde weer het burgerleven ingaan. Dat viel tegen. Hij besloot zich opnieuw aan te melden. Volgde de benodigde lessen. Op die bewuste zaterdag 22 september 1956, mocht hij weer zijn eerste solovlucht maken. Zijn vrouw wist dat. Ook het tijdstip. Het eindigde noodlottig.
De jonge vrouw onderging een lijdensweg, vond tenslotte weer haar geluk. Ze kreeg verkering met een kapitein-vlieger, trouwde met hem. En even lachte het geluk haar weer toe. Even. Ook hem zag ze voor haar ogen verongelukken. Op 8 juni 1965 crashte hij als lid van het stuntteam de "Whiskey Four" op vliegbasis Woensdrecht. Opnieuw was ze weduwe.

zondag 14 januari 2018

Nederland Herrijst!

Zeg jaren vijftig, en je hebt een beeld. De een ziet wederopbouw, de ander Marilyn Monroe boven het ventilatierooster. Ik zie mijn vader.

Ik zie hoe hij nog even snel de flat rond kijkt. De behuizing is klein. Toch staan er vier ledikanten en vier PSU-kasten. De ledikanten zijn van metaal, stapelbaar. Als matras en hoofdkussen liggen er strozakken en kussenzakken met ieder een blauw-wit geblokte overtrek. En verder per persoon drie dekens. Standaard verstrekking bij de Koninklijke Luchtmacht.

Ik zie hoe hij de deur van de flat achter zich dicht trekt en de gang oploopt. Naar buiten. Daar is het nog rustig. Het is zaterdag. Hij draait een sjekkie.

Hij nadert de truck, loopt er om heen. Schopt tegen de banden, controleert het dekzeil. Alles lijkt in orde. Niet veel later is hij op weg naar de appélplaats. Vier jongens in uniform staan te wachten. Hij stopt en stapt uit om de laadklep te openen. Of eigenlijk om de laadklep weer volgens de voorschriften te sluiten. Hij wil niet op zijn geweten hebben dat hij een of meer passagiers onderweg verliest.

‘Morgen korporaal.’
‘Morgen soldaat, uw vervoersbewijs graag.’
‘De hopman heeft deze excursie georganiseerd. Hij zit al in de cabine.’

De korporaal glimlacht, hij weet genoeg.

Nadat hij de laadklep gesloten heeft, loopt hij naar voren. Terwijl hij instapt, ziet hij dat de hopman inderdaad naast hem heeft plaats genomen.

‘Is het weer gelukt Foef?’

De man naast hem kijkt hem triomfantelijk aan.

‘Natuurlijk korporaal, niemand kan mij weerstaan.’

Foef is niet zijn echte naam. Hij heet eigenlijk Erik de Wijs. Foef dus, is een echte sjacheraar. Kent veel mensen, kan alles regelen. Voor de korporaal heeft hij een Amerikaanse broekriem met glimmende gesp geregeld. Een U.S. Air force issue. En omdat Foef iedereen als klant heeft, wil iedereen hem ter wille zijn. Dat leidt er iedere keer weer toe dat hij bij de korporaal in de cabine beland... en niet achter in de bak.

Foef biedt de korporaal een sigaret aan. Het betere merk. Vriendelijk wijst de laatste het aanbod af. Sigaretten zijn voor onderofficieren en officieren. Soldaten en korporaals roken shag. Dat moet zo blijven. Een ongeschreven wet van eer en fatsoen.

Terwijl de korporaal langzaam optrekt, draait hij zijn sjekkie. Bij de slagboom is hij al aan het roken. Zwaait naar de wacht. Hij mag doorrijden.

Foef ontvouwt zijn krant. Zoals gewoonlijk leest hij de krant hardop voor. Tegen de tijd dat ze dan op de basis aankomen, is de korporaal weer bijgepraat over het wel en wee in de wereld. En heeft hij tegelijkertijd het commentaar van Foef vernomen.

‘Het is oorlog.’
‘Waar?’
‘In Frankrijk.’

De korporaal kijkt  Foef vragend aan.

‘De bakkers…. vertikken het om stokbrood te bakken.’

Terwijl de korporaal zijn schouders ophaalt, draait hij de vrachtwagen de weg op. Richting kanaal. Vanuit de andere zijde nadert een fietser. Even verderop steekt de truck het kanaal over, slaat vervolgens linksaf. Een korte tijd zegt Foef niets.

Hoewel niet zichtbaar vanuit de truck zijn de oevers fraai begroeid met rietkragen en sierlijke grassoorten. In het water tref je lelies en andere bijzondere waterplanten aan. De weg wijkt naar rechts om daarna weer de kanaaldijk te volgen. De gebouwen van het Motor Transport Squadron komen in zicht. Foef hervat zijn nieuwsberichten.

‘Mager resultaat van Suezconferentie - Eenheid kan niet bewaard blijven.’
‘Oh....’
‘Wat denk je? Wordt het oorlog?’
‘Vast wel... Ook daar heb je bakkers.’

Foef barst in lachen uit. Ze naderen de basis. De korporaal schakelt terug en draait met net iets te veel vaart de oprit op. Foef wordt uit zijn stoel gelanceerd. Hij grijpt zich aan de deur en het dashboard vast.

‘Jezus Piet, zo kan ik toch geen krant lezen!’

De korporaal grinnikt. De sjachelaar ploft terug in de stoel. De krant is inmiddels op de grond gevallen. Met moeite probeert Foef er niet op te staan.

‘Maassen, die krant is voor de luit. Ik moet hem wel toonbaar afleveren.’

De toegangspoort komt in beeld. Een bewaker met een automatisch wapen verspert de weg. De truck stopt. Vanuit het rood, wit, blauw gestreepte wachthuisje komt een tweede bewaker aangelopen. Hij kijkt omhoog, groet en steekt zijn arm uit. De korporaal reikt hem het militair paspoort aan. De andere bewaker loopt om de wagen heen. In de buitenspiegel ziet de korporaal dat het dekzeil opengeslagen en de lading geïnspecteerd wordt. Na een paar tellen geeft de wacht zijn collega een teken. De korporaal mag doorrijden.

Hij stuurt de basis op. Het gras voorbij de ingang is net gemaaid. Kauwen, spreeuwen en zwarte kraaien pikken in de grond. Zodra de truck nader, stuiven de vogels uiteen.

‘Hoelang heb je dienst?’
‘Tot een uur.’
‘Druk vandaag?’
‘Niet echt, op zaterdag komen de kantoor-jockey’s vlieguren maken. Behouden ze hun vliegtoelage.’

Foef vouwt zorgvuldig het nieuwsblad terug in z’n plooien, strijkt de kreukels weg. De korporaal mindert vaart, slaat rechts af. Deze keer blijft Foef gewoon zitten. De truck stopt voor het hoofdgebouw. Foef staat al buiten voordat de korporaal iets kan zeggen.

‘Prettig weekend Piet. Tot volgende week.’
‘Van hetzelfde Foef.’

De korporaal stapt uit en loop naar achteren. De twee resterende passagiers staan hem al op te wachten.

‘Jezus korporaal, dat was nogal een ruwe bocht daar bij de poort’

De korporaal grijnst en haalt zijn schouders op.

‘Je kunt nu nog kiezen. De luchtmacht of een fietsclub.’

Ik zie hoe hij de laadklep ontgrendelt, de bak opent. De jongens springen er lachend uit, verdwijnen in de richting van het hoofdgebouw. De korporaal sluit de laadklep weer. Loopt terug naar de cabine. Hij kijkt uit naar het weekend. Hij kijkt uit naar zijn meisje... Mijn moeder to be.

24 Maart 1989: What A Day

Ik hield altijd een dagboek bij. Tijdens de grotere reizen. Grotendeels aantekeningen, geen samenhangend verhaal. En toch, mét de foto's van toen ernaast voelen sommige herinneringen als gisteren. Ik blader terug...

24 Maart 1989. Hoewel het nazomer was, had het die nacht gevroren. De temperatuur zou later die dag oplopen maar de ijzige wind bleef terugkomen. Geheel passend bij het alpinelandschap van Tongariro National Park.

Het was mijn laatste dag met Michael. Een Duitse Zwitser... of een Zwitserse Duitser. Ik weet het niet meer. Wel een apart type. Extrovert en een sterk ego. En dat met veel zwarte humor. Ik had hem leren kennen tijdens een groepsreis op het Zuidereiland enkele weken daarvoor. We besloten de Abel Tasman Coastal Track samen te lopen. Daarna verkenden we per auto de Coromandel Peninsula, de Bay of Plenty regio en het Ruapehe district.

Vanuit de backpackers werden we rond 8.00 uur naar het startpunt van de Ketetahi Track gebracht. De hike begon met een korte wandeling over gestolde lavavelden. De begroeiïng bestond uit alleen de allersterkste planten. Kleine gele bloemetjes, wuivende grassen en oranje korstmossen zorgden voor warme tinten tussen de opgedroogde grijze lavastromen.

Langs een stroompje liepen we de Manga Te Popo Vallei omhoog. Gele boterbloemen tierden welig op de rijkelijk met mineralen bedekte oevers. Toen volgde de klim naar de bergpas tussen Mount Ngauruhoe en Mount Tongariro. M'n dagboek meldt dat de klim wel mee viel.






Dat werd anders bij de bestijging van de uit lavasteen en lavasplit bestaande helling van Mount Nguaruhoe (30 tot wel 45 graden). Het dagboek is duidelijk: 'Jezus Christus, echt afzien!' Het roept  ook mijn eerste echte herinneringen weer op. Hoe ik mij in de hitte langs de scherpe lavablokken en lavasplit omhoog worstel. Hoe ik met mijn handen op mijn knieën steunend, naar adem snak...  Uitkijk op een spectaculair vulkanisch terrein. Om dan weer puffend achter Michael aan te sjokken. Het zal zeker iets van tweeeneenhalfuur geduurd hebben voordat ik boven aan de rand van de vulkaan stond. Het hoogste punt van de Tongariro Alpine Crossing.

Voor mij lag de krater. Een bizar maanlandschap. Gestold gesteente, as en bij eerdere erupties weggeslingerde stukken van de aardkorst. Alles in diverse aardetinten. En dan hier en daar het wit van sneeuw en ijs. Het rook overal naar zwavel. Hete gassen en dampen ontsnapten uit geel verkleurde luchtgaten in de aardkorst.

In opperste verwondering en bewondering draaide ik rond om gegrepen te worden door het uitzicht op de andere kraters, Mount Egmont en beneden ons drie smaragd groene meertjes en het grotere Blue Lake. Ongelooflijk.

Ik weet niet hoe lang ik om mij heen gekeken heb. Hoe lang het geduurd heeft voordat ik met de afdaling begonnen ben. Heb zo'n vaag vermoeden dat het Michael was die de aanzet gaf.

De héél steile helling omlaag naar de bergpas was bedekt met lavakorrels, lavagruis en as. Na het rustig aftasten van de ondergrond, groeide al snel het vertrouwen. De hielen in de helling drukkend, rennend door het split, zakte ik af naar beneden. Het duurde niet langer dan drie kwartier voordat ik de pas bereikte. Michael zat al op mij te wachten.

We liepen verder, staken de South Crater over,  klommen opnieuw omhoog tegen de binnenzijde van de kraterrand. Terwijl we aan de linkerzijde de stomende Red Crater passeerden, steeg 'het pad' weer. Om vervolgens de daling in te zetten... Links lagen de smaragdgroene kratermeertjes en een stukje verderop het diepblauw van Blue Lake. Ik geraakte even van het pad, liep tijdig terug.

Het dagboek maakt een verwijzing naar het weer. Mooi weer, gelukkig is de wind gaan liggen. En opnieuw van de alom aanwezige zwavellucht. Ik daalde verder af. Door hoog gras omlaag naar de Ketetahi Hot Springs. Een reeks warmwaterbronnen, een warmwaterstroompje en enkele borrelende modderpoelen. Michael dook weer op. Of ik weer gelijk verder wou...

Samen zijn we via een grindpad naar de parkeerplaats gelopen. Het dagboek benoemt dat ik hier nog even 'flink op mijn bek ben gegaan'. Ik herinner mij de val zelf niet. Herinner mij wel dat ik een ontvelde onderarm had en dat ik met mijn blote voeten in een verfrissend beekje heb gezeten. Om een zwelling te voorkomen. Heb je alles gehad, kom je bij de uitgang ten val. Wat een dag.

Het Tongariro National Park ligt aan de zuidkant van het Taupomeer op het Noordereiland van Nieuw-Zeeland (Aotearoa). Het park beslaat 796 km² en heeft drie actieve vulkanen: Mount Ruapehu, Ngauruhoe en Mount Tongariro. De vulkanen zijn uniek vanwege de regelmatige erupties, hun zeer explosieve natuur en de grote dichtheid aan vulkanische luchtgaten. Het landschap rondom de vulkanen bestaat uit bos, struikgewas en kale, woeste vlakte.

zaterdag 6 januari 2018

Funny (How Time Slips Away)


Gisteren toonde de NOS een terugblik op 2017 met daarin ook een hele lijst van bekende wereldburgers die ons in 2017 ontvallen zijn. Ik noem er enkelen, de lijst is echter zeker niet compleet: Jan Kruis, Al Jarreau, Chuck Berry, Chris Cornell, Roger Moore, Adam West, Malcolm Young, David Cassidy en Chester Bennington. Hoewel ik geen van deze mensen ooit in het echt ontmoet heb, laat hun heengaan een leegte achter. Het doet mij beseffen dat makers van herinneringen sterfelijk zijn... Maar daar gaat dit blog niet over. Dit blog gaat over Glen Campbell. Hij overleed op 8 augustus 2017 op 81 jarige leeftijd. 

Glen Campbell zal voor velen een onbekende zijn. Daarom een korte introductie. Glen was de zevende van twaalf kinderen in een arme boerenfamilie in Arkansas, VS. Op zijn vierde gaf zijn oom hem een gitaar en leerde hem de eerste akkoorden. Campbell, super getalenteerd als hij was,  groeide uit tot een veelgevraagde sessiemuzikant. Als zodanig was hij decennialang medeverantwoordelijk voor de instrumentale invulling van wereldhits van diverse artiesten. Hij is te horen op albums van onder andere The Monkees, Elvis Presley, Frank Sinatra, Dean Martin, The Righteous Brothers en The Mamas and the Papas. In de jaren zestig en zeventig trad hij uit de schaduw van anderen en begon hij een eigen zangcarriëre. Hij verkocht meer dan 45 miljoen platen. Ik ken hem van het countrynummer Rhinestone Cowboy uit 1976.

Ook híj werd genoemd in de genoemde terugblik op 2017. In een tv-fragment is te zien hoe zijn vrouw hem uitlegt dat hij Alzheimer heeft. Je ziet hem denken. Hij herhaalt het woord Alzheimer en er ontwikkelt zich een wonderlijk gesprek tussen hem en zijn vrouw:
‘Wat is Alzheimer?’ 

Geduldig legt zij uit dat hij zijn geheugen aan het verliezen  is. Kijkend naar zijn lichaamshouding lijkt hij het antwoord te accepteren. Zijn gezicht laat echter zien dat hij er niet veel van begrijpt. 

‘En wij hebben dat?’ 

‘Jij hebt het.

‘Heb ik het? Ik voel het nergens... Wat is het dan, wat doe ik zoal?’

‘Je vergeet dingen.’

‘Natuurlijk... dat doe ik al mijn hele leven!’




In een ander fragment is hij te zien in de Farewell Tour uit 2011-2012. Omringd door zijn begeleidingsband -waaronder drie van zijn kinderen- wil hij inzetten voor een nieuw nummer. Zijn dochter onderbreekt hem met de woorden: ‘Hey, we just did that one dad’
Ik was door het voorgaande aangedaan. Een en al herkenning. Ik wilde meer weten. Ben op Youtube wat concertregistraties van de Farewell Tour op gaan zoeken.

Je ziet een vriendelijk ogende, oudere heer ontspannen over de bühne lopen, gelukkig. Met momenten zoekende, onder andere naar de autocue waar hij de teksten af kan lezen. De meeste tijd echter genietend. 

Zijn dochter benoemt dat hij met de juiste aansporing zijn ding kan doen. Hoe hij on stage haar blik, haar goedkeuring zoekt om zich dan weer vol zelfvertrouwen tot het publiek te wenden. 

De gitaarriffs en -solo’s lijken hem gemakkelijk af te gaan maar vooral de zang komt van binnen uit. Ze zitten nog in zijn systeem, maken nog deel uit van wat rest van een levenlang gevuld met muziek en performance.

In 2014 verscheen de documentaire I’ll be me. Een documentaire die een waardevolle blik geeft op de eindfase van Alzheimer bij de artiest. Beelden van bezoeken aan de neuroloog worden afgewisseld met die van de afscheidstoernee. 

Tijdens een van de bezoeken aan de neuroloog legt deze laatste uit dat het mogelijk is dat een diepe verbondenheid met muziek Campbell overeind houdt. Naast het vermogen om op te treden voor een groot publiek, is het zeer wel mogeljk dat zijn muzikaliteit helpt om zijn brein georganiseerd te houden. Een hypothese die bevestigd wordt door muziektherapeuten die werken met dementerende ouderen. Muziek is één van de laatste dingen in het brein dat vertrekt.

Een van de meest ondraaglijke momenten in de film vindt plaats als de neuroloog aangeeft de dosering Aricept te verhogen en enige verbetering in zijn geheugen te verwachten. Zonder aarzeling antwoordt hij:

‘De laatste 40 jaar probeer ik juist van herinneringen af te komen’. 

Het lijkt erop dat hij de ziekte verwelkomt als een beter alternatief voor de alcohol en drugs die hij jarenlang gebruikt heeft om het verdriet en de pijn uit zijn leven te vergeten. 

Terwijl de film vordert, zie je dat Campbell’s charmes wijken en overgaan in achterdocht en uitbarstingen van boosheid. Vooral aan het einde van de toernee wordt het pijnlijk om te zien hoe hij worstelt met zijn vergeetachtigheid. Een aangrijpende registratie. 

“I'm Not Gonna Miss You" is een song geschreven door Glen Campbell en producer Julian Raymond. Het is de soundtrack van de documentaire uit 2014. De tekst van het nummer luidt vertaald als volgt:

Ik ben hier, maar eigenlijk ben ik al weg
Geen gitaar en geen liederen meer
Ze  stonden nooit voor de man die ik ben
De man die tot het einde om je geeft
Jij bent de laatste persoon waarvan ik houd
Jij bent het laatste gezicht dat ik herken
En het mooiste is, dat ik je niet zal missen
Ik zal je niet missen

Ik zal je nooit meer vasthouden zoals ik vroeger deed
Of tegen de kinderen zeggen dat ik van ze houdt
Je zult het nooit in mijn ogen zien
Het zal mij niet raken als je huilt

Ik zal nooit weten wat je doorstaat
Alle dingen die ik zeg of doe
Al het verdriet en de pijn
Een ding zal echter zelfzuchtig blijven bestaan

Ik zal je niet missen
Ik zál je niet missen